Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Waarom kwam Ik, en er was niemand, [waarom] riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus [7]gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding [8]maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren [tot] een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst. 6. Te weten die mijn woord hoorde en gehoorzaamde, toen Ik ulieden door de profeten, mijne dienaars, tot boete liet roepen en mijne genade aanbieden. 7. Hebreeuws, kort wordende kort geworden. Alsof de Heere zeide: Hebt gij mij daarom niet willen horen of gehoorzamen, omdat gij aan mijne almacht getwijfeld hebt, alsof Ik u uit uwe ellende niet zou kunnen verlossen? 8. Gelijk gebleken is aan de Rode zee, Ex.14:21, en aan de Jordaan; Joz.3:16. Alsof de Heere zeide: Dewijl Ik zulks doen kan, zo ontbreekt mij ook gene macht om ulieden te redden. Van Gods schelding zie Ps.9:6, en Ps.18:16, en Ps.104:7.